Wat is de betekenis van racer?

2024-04-27
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

racer

(zelfstandig naamwoord) renner, coureur, loper renpaard, superpaard

2024-04-27
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

racer

racer: renner.

2024-04-27
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

racer

(de; -s) 1 - iem. die aan een race deelneemt 2 weinig gebruikt - racefiets

2024-04-27
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

racer

1. hardloper, renner; 2. harddraver; 3. racefiets, race-auto, racejacht.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Racer

(Eng.), m. (-s), 1. die aan een race deelneemt; 2. (succesvol) renpaard; 3. lichte fiets voor wielrenners.

2024-04-27
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

racer

race-horse, (Eng.) renpaard.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

racer

m. racers (Eng. iem., die racet; deelnemer aan een wedren; ook: renpaard).

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

racer

('re:jsər) m. (-s) I. Eig. 1. hij die aan een race deelneemt. 2. Algm. hij die snel rijden kan. II. Metn. fiets om mee te racen.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

racer

[Eng.], m. (-s), 1. iemand die aan een race deelneemt; 2. (succesrijk) renpaard; 3. racefiets.