Wat is de betekenis van Rabauw?

2024-04-26
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Rabauw

schooier; winterappel

2024-04-26
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Rabauw

deugniet, schelm

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Rabauw

s.; (appelsoort), rabou, blomsûre (apel).

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Rabauw

(<Fr.), m. {-en) (inz. litt. t.), 1. landloper, vagebond, rondtrekkend bedelaar; 2. ruw, losbandig persoon; iem. van het minste allooi: rare, lompe rabauwen; 3. schelm, schurk, galgenaas : rabauwen van jongens ; 4. soort van winterappel, grauwe renet.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

rabauw

v. rabauwen (Fr. grauwe renet, winterappel); rabaut en rabauw v. Fr. ribaud.

2024-04-26
Woordenboek voor praktische kennis

Dr. L.M. Metz (1937)

Rabauw

Rabaut. Deugniet, schelm. Vroeger veel gebruikt voor ordeverstoorder. Rabauwtakken : de dunne takken van een gevelden boom.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

rabauw

('bouw) m. (-en) 1. Eig. persoon van het minste allooi, deugniet, schelm: vuile -en. 2. Metf. [wegens het onooglijk uiterlijk] grauwe renet: de is een winterappel. 3. Metn. rabauweboom.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

rabauw

[Fr.], m. (-en), (litt.taal), 1. landloper, een rondtrekkend bedelaar; 2. ruw, losbandig persoon; iemand van het minste allooi: rare, lompe rabauwen; 3. schelm, schurk.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)