Wat is de betekenis van quiz?

2024-04-27
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

quiz

(zelfstandig naamwoord) [alg.] kwis, vragenspel - Helderzienden zijn uitgesloten van deelname aan de Toekomstkwis.

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

quiz

quiz - zelfstandig naamwoord 1. spel waarbij je vragen moet beantwoorden ♢ bij deze quiz kun je 10 000 euro winnen Zelfstandig naamwoord: quiz de quiz de quizzen het quizje...

2024-04-27
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Quiz

[Am. = ondervraging] spel waarbij aan de deelnemers vragen worden gesteld; kwis.

2024-04-27
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Quiz

(kwis) vraag- en antwoordspel

2024-04-27
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Quiz

Het Engelse woord quiz voor: vraag- en antwoordspel in radio of televisie is een heel jong woord, dat spreekt vanzelf. Des te merkwaardiger is het dat niet met zekerheid kan worden gezegd waar het vandaan komt, hoe het is ontstaan. De enige hypothese-maar meer dan een hypothese is het niet-die enige waarschijnlijkheid heeft, is dat quiz een brokstu...

2024-04-27
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

quiz

I. snaak, type, (droogkomieke) spotvogel, spotster; aardigheid, grap; (Am) ondervraging, vraag(spel); II. 1. voor de gek houden, foppen; 2. begluren; 3. (Am) ondervragen, aan de tand voelen.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Geneeskundig woordenboek (EN-NL)

dr. mr. W. Schuurmans Stekhoven (1949)

quiz

onderwijs door vraag en antwoord; quiz master, quizzer, repetitor.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

quiz

(kwiz) v. [Lat. guisf, wie is het] openbare testing betreffende de kennis, vaak bij kompetitie, voor vermaak of onderrichting van een vergadering.