Wat is de betekenis van Queue-du-Bois?

2025-07-16
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Queue-du-Bois

gemeente in België, prov. Luik. 186 ha, 1817 inw. Steenkolenmijn.

2025-07-16
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

QUEUE-DU-BOIS

gemeente in de Belgische provincie Luik, op de golvende kalk- en leembodem van het Land van Herve, groot 186 ha, op 233 m hoogte (steenkolenmijnen, landbouw, zuivelbedrijf), telt (1950) 1800 inw. Zij hing af van de heren van Bellaire (kasteel te Wandre) en lag aan het uiteinde van het bos van Bellaire, vandaar de dorpsnaam.

2025-07-16
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Queue-du-Bois

Gem. ten O. van de stad Luik; opp. 186 ha, ca. 1700 inw. (vnl. Kath.); heuvelachtige omgeving, steenkoolmijnen; vroeger afhankelijk van het prinsbisdom Luik.

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Queue-du-Bois

(keu-du-'bwa) gemeente in de provincie Luik, 186 ha, 1617 inw. Landbouw, steenkolenmijn.

2025-07-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Queue-du-Bois

Belg. deelgemeente in de prov. en het arr. Luik, 1,86 km2,1740 inw. (69 % woonforensen). Van het landbouwareaal is 90 % weiland. Queue-du-Bois behoort sinds 1.1.1977 tot de gemeente Beyne-Heusay.