Wat is de betekenis van puppy?

2024-04-28
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

puppy

jonge hond. jonge hond in het nest of in de eerste tijd daarna, die nog alles moet leren; pup. Voorbeelden: De ouders van onze buren hebben een hond die elf puppy's had, vijf retrievers zoals zij en de ene papa, en zes bastaarden. Kristien Hemmerechts, Donderdagmiddag. Halfvier, 2002 Chinese fokkers zijn bijzonder ge&ium...

2024-04-28
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

puppy

(zelfstandig naamwoord) [alg.] jonkie, jong hondje, nesthondje, welpje - Toen onze mop een welpje was, was hij aardig om te zien.

2024-04-28
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

puppy

I. jonge hond; fig „aap", kwast, kwibus; II. jongen werpen.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Puppy

(Eng.), m. en v. (puppies), hondenjong.

2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

puppy

[Eng.], m./o. (-’s, puppies), hondejong.

2024-04-28
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)