Wat is de betekenis van puit?

2024-04-30
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

puit

kikker. amfibie met krachtige achterpoten en een compact lichaam zonder nek of staart en met doorgaans een gladde huid; kikker. Voorbeelden: Ze bliezen puiten op met een rietje, eentje was er zelfs die voor één frank een levende pier opvrat, een ander scheerde zich kaal voor een weddenschap van twintig frank. Alex Ro...

2024-04-30
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

puit

(zn) kikker WB.

2024-04-30
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

puit

kikker

2024-04-30
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

puit

kikker. In het artikel van Tom Lanoye over Het signaal, dat zaterdag in De Morgen stond, besluit hij nogal cynisch: ‘Iedere puit op zijne kluit, en kwaken maar, naar mekaar.’ - DM, 15-01-2001. - een puit in de keel hebben, een brok in de keel hebben.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Puit

m. (-en), (gew. en Zuidn.) 1. kikker ; — (zegsw.) hij heeft een puit in de keel, hij heeft een prop in de keel (zie bij Prop 1.); zo naakt als een puit; niet meer macht of verstand hebben dan een puit, geen macht of verstand hebben; 2. zwak, mager mens; 3. dubbele haak om touwen en koorden aan vast te maken; klamp; 4....

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

puit

m. puiten (puitaal; ook: kikker); gew.

2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

puit

m. (-en), (gew.) kikker; (zegsw.) hij heeft een in de keel, een prop, een brok.

2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Puit

Puit m. (-en), puitaal; — (gew.) kikker; — veenboer in Zeeland.