Wat is de betekenis van Pronkerig?

2024-04-30
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Pronkerig

adj., pronksk, pronkerich.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pronkerig

bn. bw., graag pronkend, pralend, ijdel, opgeschikt: hij is altijd pronkerig gekleed.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

pronkerig

bn., bw. (ijdel, opgeschikt, pralend): een pronkerig heertje; pronkerig gekleed, opgedirkt.

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

pronkerig

bn. en bw. mooi opgeschikt: een-e jongeheer; -gekleed.

2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

pronkerig

bn. en bw., graag pronkend, pralend, ijdel, opgeschikt: hij is altijd pronkerig gekleed.

2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Pronkerig

Pronkerig - bn. bw. (-er, -st), overdreven mooi: hij is altijd pronkerig gekleed. PRONKERIGHEID, v.

Gerelateerde zoekopdrachten