Wat is de betekenis van Privacy?

2024-04-28
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

privacy

(zelfstandig naamwoord) [alg.] persoonlijke levenssfeer, privésfeer, zelfsfeer - Ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer, worden de nummerplaten op foto's verwaasd. [psych.] eigenruimte, privédomein, zelfsfeer - Eigenlijk heeft iedereen best wel een stukje eigenruimte nodig. Je moet je namelijk veilig en onbespied ku...

2024-04-28
Jannes H Mulder

Jannes H Mulder (2024)

Privacy

Privacy is iemands recht verschoond van inmenging te blijven tenzij een ander aantoonbaar wordt geschaad. Al willen daders dat vaak anders zien, privacy is niet van toepassing op MeToo, huiselijk geweld en eer-gerelateerd geweld. Tegenover privacy in de betekenis van niet-openbaarmaking en non-interventie staat het recht van het publiek redelijkerw...

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

privacy

privacy - zelfstandig naamwoord uitspraak: prai-ve-sie 1. persoonlijke vrijheid ♢ ik ben erg gesteld op mijn privacy Zelfstandig naamwoord: prai-ve-sie de privacy

2024-04-28
Klein hotelvademecum

Peter Joh .M. Zuidweg (2017)

Privacy

Strikt privé; in afzondering; persoonlijke terughoudendheid.

2024-04-28
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

privacy

privacy: het recht dat elke burger heeft, namelijk het recht op privacy, is renners niet gegund. In de wielrennerij immers wordt met rechtsregels gespot. Bij dopingcontroles en de postmoderne heksenjacht op dopingzondaars (de naam alleen al doet religieus aan) hebben topsporters, maar vooral renners, vaak een schrijnend gebrek aan privacy. Tegen de...

2024-04-28
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Privacy

[Eng.] vrijheid, ongestoordheid in het privé-leven, in huiselijke kring e.d.; bescherming tegen onbevoegde inmenging in persoonlijke zaken.

2024-04-28
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Privacy

persoonlijke vrijheid

2024-04-28
Management begrippenlijst

Drs. J. Heemstra & Drs. H.E. Wijnberg (1991)

Privacy

Term uit het Angelsaksische taalgebied met de betekenis van: - het afgezonderd zijn van anderen; - ongestoord alleen zijn; - persoonlijk domein; - geheim, niet in de publiciteit, niet openbaar. Afgeleid van ‘private’ (privé) in de betekenis van: - persoonlijk, privaat; - betreffende een persoon; - betreffende persoonlijke zaken; - niet voor algem...

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

privacy

privacy - Staat van afgescheiden zijn van gezelschap of waarneming, meestal in vrijwillige afzondering. Verwijst ook naar het recht op vrijwaring van ongeautoriseerde binnendringing.