Prikje
s.n.; (lage prijs), prikje (it), susje (it); voor een —, foar in prikje, foar in sus en in leur.
Fa. A.J. Osinga (1952)
s.n.; (lage prijs), prikje (it), susje (it); voor een —, foar in prikje, foar in sus en in leur.
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-s), 1. kleine prik: je hoeft niet bang te zijn voor de verdoving, je voelt alleen maar even een prikje; 2. kleinigheidje, klein bedrag: ik heb het voor een prikje gekocht; 3. zoveel als men (met een vork) kan opprikken: een prikje sla; een warm prikje.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o. (-s), 1. kleine prik: je hoeft niet bang te zijn voor de verdoving, je voelt alleen maar even een 2. kleinigheidje, klein bedrag: ik heb het voor een prikje gekocht; een prikje meeëten, een hapje.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: