Wat is de betekenis van Praal?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

praal

(1978) (sold.) aanspreekvorm voor een korporaal. Vgl. adje*; brigges*; cap*; kapper*; korp*; luit*; rit*; sant*; taris*. • (Henk Salleveldt: Het woordenboek van Jan Soldaat. 1978) • En ruim voor de opkomst van turbotaal hield men het in het leger bij voorkeur al kort en bondig: ‘luit, praal’ (voor luitenant en korporaal), &l...

2024-04-29
Jargon & Slang van Soldaten

Marc De Coster (2017)

Praal

Praal - aanspreekvorm voor een korporaal.

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

praal

praal - zelfstandig naamwoord 1. overdadige versiering ♢ de begrafenis was met veel uiterlijke praal omgeven Zelfstandig naamwoord: praal de praal Synoniemen opsmuk Tegenstellingen eenvoud

2024-04-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

praal

prag, luister, vertoon, gepraal, pronk, spog; skitter.

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Praal

s., priel, prael, preal, pronk, staesje; ijdele —, wyn en fearren.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Praal

v., pracht, pronk, vertoning, luister: veel praal vertonen, ten toon spreiden; met of in alle pracht -en praal schitteren.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

praal

v. (pronk, luister, vertoon).

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

praal

(pra:l) v. glanzende heerlijkheid : vertonen, ten toon spreiden; met, in schitteren. Syn.→: luister.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

praal

v./m., 1. (abstract) vertoon van pracht, pronk, luister: vorstelijke praal; met of in alle pracht en schitteren; 2. (concreet) datgene waarmee men pronkt, pracht, rijke tooi, luister: uiterlijke praal.