Wat is de betekenis van postzegel?

2024-04-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

postzegel

1) (1928) (inf.) gezicht. 'Een postzegel trekken'. • 'Wat een postzegels!' gilde Jansen en de omstanders vermoedden geenszins, dat met die ietwat raadselachtige term hun aangezichten bedoeld werden. (A.M. de Jong: Frank van Wezels roemruchte jaren, 1928) • Geheelonthouder is hij geweest, nooit geweten hoe lekker een pittige borrel zijn k...

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

postzegel

postzegel - zelfstandig naamwoord uitspraak: post-ze-gel 1. zegel van een bepaalde waarde die op een brief of pakket wordt geplakt ♢ je moet nog een postzegel op de brief plakken Zelfstandig naamwoord: post-ze-gel de...

2024-04-27
Jargon & Slang van Politieagenten en rechercheurs

Marc De Coster (2017)

Postzegel

Postzegel - pasfoto van een verdachte.

2024-04-27
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Postzegel

Degene die postzegels verzamelt, wil een nieuwe vriendenkring opbouwen. Wie postzegels opplakt, gaat in z’n gedachten op reis.

2024-04-27
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

postzegel

postzegel - Wordt gebruikt voor door de overheid wettig verklaarde plakzegels, gedrukte of handmatig aangebrachte stempels of machinale frankeringen als bewijs van vooruitbetaling van het verschuldigde port.

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Postzegel

s., postsegel.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Postzegel

m. (-s), gewoonlijk rechthoekig stukje papier van verschillende kleur en tekening en van verschillende bepaalde waarden, dat men op brieven enz. plakt, om daarmee het port te voren te betalen.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

postzegel

m. postzegels (zegeltje van verschillende waarde, kleur en tekening, waarmede men frankeert, in 1840 uitgevonden door den Eng. postmeester Sir Rowland Hill en in 1842 in Engeland ingevoerd).