porets
(19e eeuw) (< Jidd.) kwajongen die zijn wil doordrijft; bruut; geweldenaar; heerser. • Porets, eig. Poriets, (hebr.), geweldenaar. In Polen en Rusland vaak gebruikelijk voor: landjonker, edelman, zonder bepaald eene ongunstige beteekenis daaraan te verbinden; in den zin van: heer, die recht van geweld heeft op zijn grondgebied. (Taco H. de...