Wat is de betekenis van Plebejisch?

2024-04-29
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Plebejisch

aan plebejers eigen, grof, ruw, gemeen.

2024-04-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Plebejisch

niet adellijk; grof

2024-04-29
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Plebejisch

niet-patricisch; tot het lagere volk behorend; van platte geaardheid.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Plebejisch

bn., 1. niet-adellijk, niet-patricisch: plebejische familien; — hij is van plebejische afkomst, hij is van geringe afkomst; 2. onbeschaafd, vulgair, plat: plebejische neigingen, uitdrukkingen.

2024-04-29
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

plebejisch

niet-patricisch; tot het gewone volk behorend; aan het gepeupel eigen, gemeen.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

plebejisch

bn., bw. (van, behorende tot de plebejers, aan het mindere volk eigen; grof).

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

plebejisch

(ple'be:jis) bn. en bw. 1. onadellijk in Oud Rome. 2. burgerlijk: -e familiën. 3. onfatsoenlijk, grof.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

plebejisch

bn., 1. niet-adellijk, niet-patricisch: plebejische families; 2. onbeschaafd, vulgair, plat: plebejische neigingen, uitdrukkingen.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

plebejisch

plebejisch - niet-adellijk; tot het lage volk behoorend; eigen aan ’t gepeupel.