Wat is de betekenis van Plaagziek?

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Plaagziek

adj., pleagerich.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Plaagziek

bn. (er, -st), vol zucht tot plagen, tot kwellen, lastig.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

plaagziek

bn., bw. (gaarne plagende): een plaagziek kind; plaagziek zeide hij.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

plaagziek

bn. en bw. (-er, -st) gaarne plagend, lastig: een kind.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

plaagziek

bn. (-er, -st), vol drang tot plagen, tot kwellen, lastig.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Plaagziek

Plaagziek bn. (-er, -st), vol zucht tot plagen, tot kwellen, lastig.

Gerelateerde zoekopdrachten