Wat is de betekenis van pissebed?

Het begrip pissebed heeft 2 verschillende betekenissen: 1) kreeftachtig landdiertje. kreeftachtig diertje met meestal een grijze of bruine kleur dat zich aangepast heeft aan het landleven en op vochtige plekken onder tegels en stenen leeft, waar hij zich met plantaardig materiaal voedt; landpissebed. 2) bedplasser. iemand die in bed...

(1983) (scheldw.) vuil, smerig persoon; iemand die naar urine stinkt of in zijn bed plast. Eigenlijk: een knagend schaaldier. In de 18e eeuw gebruikte men de uitdrukking 'kijken als een pissebed' voor: beschaamd kijken. Een eeuw vroeger had men het over 'zwijgen als een pissebed': niets zeggen van wat er gebeurd is. Zie ook nog: pissebed gaat weg...

pissebed - zelfstandig naamwoord uitspraak: pis-se-bed 1. iemand die in bed plast ♢ geef je onze kleine pissebed wel een zeiltje op zijn matras? 2. grijs schaaldiertje dat in een vochtige omgeving leeft ...

Hoe Nederlands het woord pissebed er ook uitziet, het is een navolging en vertaling van het Franse pissenlit. Eigenlijk verstaat men er onder: een kind dat nog in bed plast, dat nog niet zindelijk is. Gewestelijk, bijvoorbeeld in Zeeland en in Vlaanderen, is pissebed de naam van de paardebloem naar de urine afdrijvende eigenschap die deze plant sch...

Tot de klasse der Crustacea behorende land- of waterbewonende geleedpotigen. Voor land- en tuinb. zijn alleen de Oniscoidea of landbewonende p. van belang. De p. leven bij voorkeur op donkere, vochtige, niet te warme plaatsen. Men treft ze veelal aan onder stenen of in kelders (keldermotten of kelderzeugen). P. leven van weke, sappige-, bij voorkeu...

s., stienkrob(be).

(-den), 1. m. en v., die in bed watert; 2. v., keldermot; — (mv.) naam van een orde (Isopoda) der ringkreeften; — inz. de gewone pissebed (Oniscus asellus), eert. in de geneesk. als pisafdrijvend middel gebruikt (vandaar de naam); 3. v., (plantk.) (gew.) paardenbloem.

v. pissebedden (schaaldiertje): de kelderpissebed heet wel varkentje; Lat. porcellio scaber.

keldermot, varkentje, schaaldier, oorspr. zeedier, thans in zee- en zoetwater en o/h land levend, vooral in vochtige kelders, in tuinen onder planten en steenen enz.; breed, plat lichaam, bruingrijs.