Wat is de betekenis van Pippeling?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pippeling

(<Fr. pépin (d’or), goudappel), m. (-en), soort van fijne, zoete handappel.

2025-07-16
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Pippeling

zoete appel

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

pippeling

m. pippelingen (Fr. pépin = vruchtepit: soort van zoete appel): Engelse pippelingen.

2025-07-16
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Pippeling

Naam voor appelvariëteiten, welke naam geen bijz. onderscheiding aanduidt. Bekende p. zijn de Luntersche p. en de Oranjepippeling van Cox.

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

pippeling

('pippəling) m. (-en; ...linkje) [Fr. pépin (d,or). goudappel] fijne, zoete handappel met goudgele schil : de wordt bij lang bewaren rimpelig.

2025-07-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

pippeling

[Fr. pépin (d’or), goudappel], m. (—en), soort van fijne, zoete handappel.

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Pippeling

Pippeling m. (-en), eene soort van zoeten appel.