Wat is de betekenis van pimpernellen?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

pimpernellen

(1865, vero.) (sch.) copuleren, neuken*. Vgl. pimpampetten*. • Ek sal jou pipperel, Dat jou pens opswel. (geciteerd in WNT) • (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980) • (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984) • (Ton den Boon: De taal der liefde. 2017)

2024-04-29
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

pimpernellen

pimpernellen - copuleren: eig. ‘afranselen’ (vgl. vechten, rauzen). Ek sal jou pipperel, Dat jou pens opswel, geciteerd in WNT XII1, 1865.

Gerelateerde zoekopdrachten