Wat is de betekenis van Pijpbloem?

2024-04-20
Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Pijpbloem

(Aristolochia clematitis): bloeiend kruid; afkooksel uitwendig voor het behandelen van etterende wonden en geïnfecteerde zweren.

2024-04-20
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Pijpbloem

Sierplanten voor buiten en in de kas met eigenaardig gevormde, soms pijpvormige bloemen (z. Aristolochia).

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Pijpbloem

s., pyptsjettel.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pijpbloem

v. (-en), plantengeslacht (Aristolochia), waarvan de bloemen een pijpvormig bloemdek hebben; slechts één soort, de gemene pijpbloem (A. clematitis), wordt in Nederland aangetroffen.

2024-04-20
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Pijpbloem

(Aristolochia Clematitis), slingerplant met onregelmatig bloemdek. In bossen en hagen. Bestuiving door binnendringende vliegjes, die na het verwelken van de bloem met stuifmeel beladen vrij komen.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

pijpbloem

v. pijpbloemen (kruid- en heesterachtig gewas); zie a r i s t o l o c h i a.

2024-04-20
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Pijpbloem

Aristolochia, werd d/d oude Grieken beschouwd als verlichting aanbrengend b/d geboorte v/e kind.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

pijpbloem

('pijb) v. (-en) 1. Eig. pijpvormige bloem. 2. Metn. plant met handvormige bladeren en geelgroene pijpvormige bloemen (Aristolochia clematitis).

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Pijpbloem

Pijpbloem, - zie ARISTOLOCHIA.