Wat is de betekenis van pijler?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pijler

m. (-s), zuil, pilaar; inz. als dragend deel in constructies: de pijlers van een brug.

2025-07-17
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

pijler

pijler - zelfstandig naamwoord uitspraak: pij-ler 1. paal of zuil die een gebouw of brug ondersteunt ♢ de boot is tegen de pijler aan gevaren 1. ergens een pijler van zijn [er de basis van vormen]...

2025-07-17
Lexicon voor de kunstvakken

Wouter van Boesschoten, Wieneke van Breukelen, Ton Konings m.m.v Henriette Coppens, Eefje Lonis, Jos van Waterschoot & Simon Wienke (2002)

pijler

Een pijler is een onderdeel van een bouwwerk dat voor ondersteuning zorgt in de vorm (1) van een kolom; de doorsnede kan variëren; zie ook bundelpijler.

2025-07-17
Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Pijler

Vrijstaand massief metselwerk als drager van bovenbouw, gewelf, boog, enz. van verschillende vorm.

2025-07-17
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Pijler

s., pylder.

2025-07-17
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Pijler

in de waterbouwkunde deel van de onderbouw van een brug* en een soortgelijk werk tot verdeling van een stuw* in verschillende vakken of openingen; in de bouwkunde een steunpunt, dat, in tegenstelling tot de zuil, geen vaste verhouding tussen breedte en hoogte doet zien. P.-basiliek is een basiliek, waarbij in tegenstelling tot een zuilenbasiliek de...

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

pijler

m. pijlers, pijlertje (vrijstaande drager van bogen of gewelven, schoorzuil, steunpilaar): de pijlers van een spoorbrug.

2025-07-17
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Pijler

zware steunpilaar v bruggen, viaducten, gewelven, enz.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-17
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Pijler

(bouwk.), gemetseld steunpunt, gewoonlijk van kwadratische, rechthoekige of veelhoekige, althans niet ronde, doorsnede (een ronde p. heet ➝ zuil of ➝ kolom). De p. komt, behalve aan techn. bouwwerken, fundeeringen, bruggen e.d., vooral voor in de Romaansche en Gotische kerken, ter ondersteuning van de middenschipswanden, dikwijls afwisselend met zu...