Pijler
m. (-s), zuil, pilaar; inz. als dragend deel in constructies: de pijlers van een brug.
Muiswerk Educatief (2017)
pijler - zelfstandig naamwoord uitspraak: pij-ler 1. paal of zuil die een gebouw of brug ondersteunt ♢ de boot is tegen de pijler aan gevaren 1. ergens een pijler van zijn [er de basis van vormen]...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wouter van Boesschoten, Wieneke van Breukelen, Ton Konings m.m.v Henriette Coppens, Eefje Lonis, Jos van Waterschoot & Simon Wienke (2002)
Een pijler is een onderdeel van een bouwwerk dat voor ondersteuning zorgt in de vorm (1) van een kolom; de doorsnede kan variëren; zie ook bundelpijler.
Amsterdam Boek (1959)
Vrijstaand massief metselwerk als drager van bovenbouw, gewelf, boog, enz. van verschillende vorm.
Winkler Prins (1949)
in de waterbouwkunde deel van de onderbouw van een brug* en een soortgelijk werk tot verdeling van een stuw* in verschillende vakken of openingen; in de bouwkunde een steunpunt, dat, in tegenstelling tot de zuil, geen vaste verhouding tussen breedte en hoogte doet zien. P.-basiliek is een basiliek, waarbij in tegenstelling tot een zuilenbasiliek de...
M. J. Koenen's (1937)
m. pijlers, pijlertje (vrijstaande drager van bogen of gewelven, schoorzuil, steunpilaar): de pijlers van een spoorbrug.
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
(bouwk.), gemetseld steunpunt, gewoonlijk van kwadratische, rechthoekige of veelhoekige, althans niet ronde, doorsnede (een ronde p. heet ➝ zuil of ➝ kolom). De p. komt, behalve aan techn. bouwwerken, fundeeringen, bruggen e.d., vooral voor in de Romaansche en Gotische kerken, ter ondersteuning van de middenschipswanden, dikwijls afwisselend met zu...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: