Pico
(<Fr.-It. piccolissimo), (Zuidn.), in het whist- en bostonspel: woord dat men gebruikt om aan te duiden, dat men spelen wil om slechts één slag te halen: de pico gaan.
Van Dale Uitgevers (1950)
(<Fr.-It. piccolissimo), (Zuidn.), in het whist- en bostonspel: woord dat men gebruikt om aan te duiden, dat men spelen wil om slechts één slag te halen: de pico gaan.
Marc De Coster (2020-2025)
1) (1991) (muz.) pianoconcert. • Zojuist verscheen het twaalf cd's tellende deel 7: de pianoconcerten, of pico's, zoals men in de platenbizz meent te moeten zeggen. (Avenue, januari 1991) 2) (1985) verkorting van pico* bello. • Dus je woont daar pico. Maar eenzaam. (Rinus Ferdinandusse: Een klein vergrootglaasje. 1985) &bu...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Marc de Coster (1999)
Pico - slangafkorting van pianoconcert. Zojuist verscheen het twaalf cd’s tellende deel: de pianoconcerten, of pico’s, zoals men thans in de platenbizz meent te moeten zeggen. Avenue, januari 1991
Dr. C.F.A. van Dam (1948)
m. snavel, bek; houweel; bergtop; piek (berg); cien pesetas y pico, honderd en zoveel peseta’s.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: