Wat is de betekenis van Passing?

2025-07-15
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

passing

(zelfstandig naamwoord) [alg.] overspelen, doorspelen, aanspelen - De spelertjes doen hun best, maar het overspelen vergt nog veel oefening.

2025-07-15
ABC van de Tennissport

De Bie (1974)

Passing

Afkorting van .passing shot’, letterlijke vertaling: passeerslag.

2025-07-15
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

passing

I. voorbijgaand; dóórtrekkend; terloops gemaakt; II. in hoge mate, zeer; III. voorbijgang; het slagen [bij examen]; het aannemen [wet]; heengaan, overlijden; in passing, en passant, terloops.

2025-07-15
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

passing

('passing) v. (-en) het passen.