parking
(zelfstandig naamwoord) [alg.] parkeerterrein; parkeergarage - Geen plek meer vrij op het parkeerterrein. Dan maar naar de parkeergarage.
Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)
(zelfstandig naamwoord) [alg.] parkeerterrein; parkeergarage - Geen plek meer vrij op het parkeerterrein. Dan maar naar de parkeergarage.
Muiswerk Educatief (2017)
parking - zelfstandig naamwoord uitspraak: par-king 1. parkeerterrein of parkeergarage ♢ ik heb mijn auto in de parking gezet Zelfstandig naamwoord: par-king de parking de parkings...
Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)
parkeerterrein, parkeergarage Ook Ikea Gent aan Flanders Expo deelde in de brokken van de staking. Er was een blokkade ter hoogte van de slagbomen van de parking, waardoor de klanten niet met hun wagen op de parking konden. (De Standaard) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 7 Vlaamsheid: 7
Peter Bakema (2003)
(de, -s) parkeerterrein, parkeergarage, parkeerplaats, parkeergelegenheid - parking mogelijk, parkeren mogelijk, geen parkeerproblemen.
Walter De Clerck (1981)
1. Het parkeren; vooral in verb. als parking mogelijk; parking zonder problemen, geen parkeerproblemen. Gemakkelijke parking: St.-Pietersplein, Knack 18/4/1973, p. 103. Parking zonder problemen, Gentenaar 12/8/1977. Ook o.a.: Annoncenblad 21/1/1977, p. 7. 2. Parkeerplaats, parkeerruimte, parkeergelegenheid (bij een hu...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: