Wat is de betekenis van parkeergarage?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

parkeergarage

1) (1986) (sch.) vagina. • Die parkeergarage van jou is groot genoeg voor vijf kamelen, tien ezels en... (Dimitri Frenkel Frank: Memoires van een lafaard. 1986) 2) (1982) (homotaal) anus. • (Arendo Joustra: Homo-erotisch woordenboek. 1988)

2024-04-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

parkeergarage

v. (-s), garage voor tijdelijke stalling van auto’s.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)