Wat is de betekenis van parcours?

2023-06-09
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

parcours

parcours - zelfstandig naamwoord uitspraak: par-koers 1. route die deelnemers aan een wedstrijd moeten afleggen ♢ ons huis staat langs het parcours van de wielerwedstrijd Zelfstandig naamwoord: par-koers het parcours...

Lees verder

Direct toegang tot alle 19 resultaten over parcours?

Word nu vriend van Ensie
2023-06-09
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Parcours

Parcours - (Fr.) de door de renners te volgen weg. Bij wegwedstrijden is de openbare weg hiervoor afgezet en voorbehouden aan de renners. Bij veldrijden of cyclo-cross gaat het parcours over of door hindernissen als greppels, modderig of zanderig terrein e.d. Eng. track.

2023-06-09
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

parcours

parcours: omloop, route die de renners moeten afleggen; wielerparcours, roadbook, spaghettiparcours.

2023-06-09
Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

parcours

Frans woord voor de door de renners te volgen weg. Bij wegwedstrijden is de openbare weg hiervoor afgezet en voorbehouden aan de renners. Bij veldrijden of cyclocross gaat het parcours over of door hindernissen als greppels, modderig of zanderig terrein e.d. De Engelse term is track. Al in 1968, toen de start nog in Helmond plaats vond, kreeg de Go...

Lees verder
2023-06-09
Golfsportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

parcours

(het; -en) SP - af te leggen weg, traject bij een sportwedstrijd, bv. disk- golfparcours. • Al geruime tijd zijn we aan het nadenken over de aanleg van een diskgolfparcours in het Sloterpark. (lists.frisbeesport.nl). De leerlingen worden beoordeeld op twee onderdelen van frisbee: tijdens het afsluitende ultimate-frisbeetoemooi en bij het diskgolfpa...

Lees verder
2023-06-09
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

parcours

(het; -en, onv.) SP - af te leggen weg bij een sportwedstrijd, bv. wielerparcours, wegparcours, crossparcours, syn. parkoers: een zwaar, makkelijk, modderig, geaccidenteerd parcours.

2023-06-09
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

parcours

(het; -en) LO - af te leggen weg (m.n. bij sportwedstrijden)

2023-06-09
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Parcours

[Fr., van par-courir = door-lópen, van par = Lat. per, en Lat. currere = lopen] de door deelnemers aan een wegwedstrijd eens of meermalen af te leggen weg.

2023-06-09
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Parcours

(parkoers) af te leggen weg

2023-06-09
De vreemde woorden.
woordenboek

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Parcours

o., de af te leggen weg.

2023-06-09
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Parcours

doorlopen weg, traject.

2023-06-09
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Parcours

(Fr.), (te) doorlopen weg.

2023-06-09
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

parcours

(Fr.) o. doorlopen weg; libre vrije doortocht; recht om van een spoorlijn gebruik te maken.

2023-06-09
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

parcours

o. (Fr. doorlopen weg).

2023-06-09
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

parcours

= parkoers.

2023-06-09
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

parcours

o. (-en), (te) doorlopen weg; m.n. baan die door deelnemers aan een wedstrijd moet worden afgelegd.

2023-06-09
Vreemde woorden woordenboek

Fokko Bos (1914)

parcours

parcours - o., weg, overgang.

2023-06-09
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Parcours

recht van vrijen overgang over de grenzen; bij spoorwegmaatschappijen: recht om van elkanders lijnen gebruik te maken.

2023-06-09
Wink's vreemde woordenboek

dr. Jan Romein (1906)

Parcours

o. Fr., afgelegde of af te leggen weg.