parcours
parcours - zelfstandig naamwoord uitspraak: par-koers 1. route die deelnemers aan een wedstrijd moeten afleggen ♢ ons huis staat langs het parcours van de wielerwedstrijd Zelfstandig naamwoord: par-koers het parcours...
Muiswerk Educatief (2017)
parcours - zelfstandig naamwoord uitspraak: par-koers 1. route die deelnemers aan een wedstrijd moeten afleggen ♢ ons huis staat langs het parcours van de wielerwedstrijd Zelfstandig naamwoord: par-koers het parcours...
Direct toegang tot alle 19 resultaten over parcours?
Marc De Coster (2017)
Parcours - (Fr.) de door de renners te volgen weg. Bij wegwedstrijden is de openbare weg hiervoor afgezet en voorbehouden aan de renners. Bij veldrijden of cyclo-cross gaat het parcours over of door hindernissen als greppels, modderig of zanderig terrein e.d. Eng. track.
Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)
parcours: omloop, route die de renners moeten afleggen; wielerparcours, roadbook, spaghettiparcours.
Marc de Coster (2009)
Frans woord voor de door de renners te volgen weg. Bij wegwedstrijden is de openbare weg hiervoor afgezet en voorbehouden aan de renners. Bij veldrijden of cyclocross gaat het parcours over of door hindernissen als greppels, modderig of zanderig terrein e.d. De Engelse term is track. Al in 1968, toen de start nog in Helmond plaats vond, kreeg de Go...
Jan Luitzen (2009)
(het; -en) SP - af te leggen weg, traject bij een sportwedstrijd, bv. disk- golfparcours. • Al geruime tijd zijn we aan het nadenken over de aanleg van een diskgolfparcours in het Sloterpark. (lists.frisbeesport.nl). De leerlingen worden beoordeeld op twee onderdelen van frisbee: tijdens het afsluitende ultimate-frisbeetoemooi en bij het diskgolfpa...
Jan Luitzen (2009)
(het; -en, onv.) SP - af te leggen weg bij een sportwedstrijd, bv. wielerparcours, wegparcours, crossparcours, syn. parkoers: een zwaar, makkelijk, modderig, geaccidenteerd parcours.
Jan Luitzen (2008)
(het; -en) LO - af te leggen weg (m.n. bij sportwedstrijden)
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Fr., van par-courir = door-lópen, van par = Lat. per, en Lat. currere = lopen] de door deelnemers aan een wegwedstrijd eens of meermalen af te leggen weg.
Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)
o., de af te leggen weg.
Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)
doorlopen weg, traject.
Van Dale Uitgevers (1950)
(Fr.), (te) doorlopen weg.
Jacon Kramers Jz (1948)
(Fr.) o. doorlopen weg; libre vrije doortocht; recht om van een spoorlijn gebruik te maken.
M. J. Koenen's (1937)
o. (Fr. doorlopen weg).
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o. (-en), (te) doorlopen weg; m.n. baan die door deelnemers aan een wedstrijd moet worden afgelegd.
Fokko Bos (1914)
parcours - o., weg, overgang.
J. Kramer (1908)
recht van vrijen overgang over de grenzen; bij spoorwegmaatschappijen: recht om van elkanders lijnen gebruik te maken.
dr. Jan Romein (1906)
o. Fr., afgelegde of af te leggen weg.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.