Wat is de betekenis van paradet?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Paradet

(Barg.) 1. m., hoofdzeer, kletskop. 2. v., snol.

2025-07-16
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

paradet

1) (1906) (Barg.) hoofdzeer, kletskop. • (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel I. De sociologische structuur der Nederlandsche taal. 1914) • (J.G.M. Moormann: De geheimtalen. 1932) • (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937) • (Enno Endt: Een taal van horen ze...

2025-07-16
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Paradet

(Barg.) iemand met een zeer hoofd, kletskop

2025-07-16
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

paradet

kletskop; zeer hoofd; schurftkop.

2025-07-16
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

paradet

paradet - m. (argot) iemand met een zeer hoofd, kletskop.

Gerelateerde zoekopdrachten