Wat is de betekenis van Parademaker?

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Parademaker

m. (-s), geurmaker, opschepper.

2025-07-15
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

parademaker

(1913) (inf.) iemand die zich ijdel gedraagt; opschepper; windbuil. • Terwijl nu de parademaker van den „Moulin Rouge" dapper doende was met zijn fratsen, teneinde publiek te lokken, kwam de belanghebbende bij „De ondergang van Johnstown", een dikke Duitscher met zijn vrouw, de een al zenuwachtiger dan de ander, op het tentje toelo...

2025-07-15
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Parademaker

iemand die veel ‘parade’ maakt; bluffer; druktemaker. Volgens Henke ook ‘iemand die opschept met geld dat niet van hem is’. Verder nog bij Berns & Van den Braak.

2025-07-15
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

parademaker

bluffer, die opschept met geld, dat niet van hem is.

2025-07-15
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

parademaker

m. (-s) geurmaker, pronker.

Gerelateerde zoekopdrachten