panharing
(1900) (Vlaanderen + Tilburg, spot.) lang, mager persoon. Vgl. nog: aangeklede bezemsteel; asperge; benen beiaard; benenpakhuis; bezemsteel; boksharing; breinaald; buizenkruiper; darm; dood van Maju; dood van Pierlala; dood van Piero; draadnagel*; geep; gotenkuiser; grasnek; grasspriet; gratenbaal; gratenkut; Jan zonder vlees; kakebeenhuishouden; k...