Pandhouder
m. (-s), pandbezitter.
Frits Conijn & R.M. van Poll (2003)
pandhouder - Iemand die een goed, maar ook bijvoorbeeld een vordering op een ander, tot zekerheid van een geldlening in onderpand heeft gekregen.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
M. J. Koenen's (1937)
m. pandhouder s (pandbezitter; de persoon, die een pand in handen houdt, die iets in onderpand ontvangen heeft; iem., wiens vordering door een pand verzekerd is).
J. Hagers (1910)
Pandhouder - hij, wiens schuldvordering door pand verzekerd is, de bewaarder van het in pand gegeven goed.
J.H. van Dale (1898)
Pandhouder - m. (-s), pandbezitter; ...HUIS, o. (...huizen), (Ind.) pandjeshuis.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: