Wat is de betekenis van overwicht?

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

overwicht

overwicht - zelfstandig naamwoord uitspraak: o-ver-wicht 1. wie iets te zeggen heeft over andere mensen ♢ het overwicht van de deskundigen in deze zaak is groot 1. geen overwicht hebben [niets over...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Overwicht

s.n.; (toegift), ta-, oerwicht (it), taslach, trochslach; (meerderheid) oerwicht; — hebben, oerweage, -wage.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Overwicht

o., 1. wat iets meer weegt dan vastgesteld is ; — hetgeen boven het bepaalde gewicht geleverd wordt: in de handel geeft men vaak overwicht of korting voor goed gewicht; 2. zwaarder gewicht dan wat nodig of dienstig is om iets in evenwicht te houden; 3. (fig.) grotere invloed, meerdere macht of aanzien: overwicht krijgen, zijn overwi...

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

overwicht

o. (1 meer gewicht dan vereist wordt; dat, wat bij verkoop boven het bepaalde gewicht wordt gegeven, toegift; 2 fig. meer macht of aanzien, grotere invloed): 1 er is een kilo overwicht, doorslag; 2 zedelijk overwicht; het overwicht hebben.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

overwicht

('o:vərwicht) o. 1. gewicht boven het bepaalde, toegift, doorslag : een kilo geven. 2. grotere invloed, macht: het zedelijke -; hebben op iemand; -verkrijgen, verliezen.

2024-04-26
Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Overwicht

Overwicht - wat men boven het juiste, vastgestelde gewicht ontvangt.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Overwicht

Overwicht - o. meer gewicht dan vereischt wordt: in den handel geeft men vaak overwicht öf korting voor goed gewicht; — (fig.) grootere invloed, meer macht of aanzien: overwicht krijgen, zijn overwicht verliezen. OVERWICHTJE, o. (-s), (nat.) klein gewichtje op de valmachine van Atwood.