Wat is de betekenis van overval?

2024-04-30
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

overval

overval - zelfstandig naamwoord uitspraak: o-ver-val 1. geld loskrijgen door gebruik van geweld of dreiging met geweld ♢ er is een overval gepleegd op de benzinepomp Zelfstandig naamwoord: o-ver-val de overval...

2024-04-30
Jargon & Slang van Beursspeculanten

Marc De Coster (2017)

Overval

Overval - ongewenste overname van een bedrijf door het opkopen van aandelen, met name door werknemers van hetzelfde bedrijf. Eng. buy­out.

2024-04-30
Financieel Woordenboek

Frits Conijn & R.M. van Poll (2003)

overval

overval - Overname van het ene bedrijf door het andere tegen de zin van de leiding van het overgenomen bedrijf. Vaak heeft het overnemende bedrijf in stilte op de beurs een groot pakket aandelen gekocht voordat bekend wordt gemaakt dat het van plan is het hele bedrijf over te nemen.

2024-04-30
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Overval

Bij een overval in een droom lopen onze zenuwen in de waaktoestand meestal schade op. Vaak hebben we de stress in het dagelijkse leven niet goed kunnen verwerken en zijn we hard op weg om over onze toeren te raken.

2024-04-30
Politiek woordenboek

Marco Bunge (1985)

Overval

Een besluit, richtlijn of wetsontwerp van het kabinet, dat voor samenleving en parlement als een donderslag bij heldere hemel komt. De samenleving en het parlement voelen zich dan overvallen.

2024-04-30
Droom lexicon

G. Senger (1985)

Overval

Soms heeft het onderbewuste de duidelijke bedoeling om de dromer wakker te maken. Het stuurt dan vaak een droom over een overval. Het gevaar overtuigt de slaper ervan hoe noodzakelijk het is wakker te worden.Maar er kan ook een overval volgen vanuit het onbewuste, die het bewustzijn van de dromer bedreigt. zie Rover.

2024-04-30
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Overval

s., oerfal.

2024-04-30
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Overval

m. (-len), 1. onverhoedse aanval; overrompeling : een vijandelijke overval; 2. sluitijzer dat over iets anders heen valt, o.m. bevestigingsijzer voor het vastzetten van de twee vleugels van een vleugeldeur : zwartgelakte overvallen; 3. plotselinge ongesteldheid, toeval; beroerte.