Wat is de betekenis van Overdaad?

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

overdaad

overdaad - zelfstandig naamwoord uitspraak: o-ver-daad 1. meer dan nodig is ♢ de zaal was versierd met een overdaad aan slingers Zelfstandig naamwoord: o-ver-daad de overdaad

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Overdaad

s., oerdied, oerd(i)edigens.

2024-04-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Overdaad

v., 1. overmatig gebruik van spijs en drank: overdaad van wijn; 2. het te-veel van of met betr. tot iets: overvloed en overdaad van bloemen; 3. verkwisting, weelde: twee nieuwe japonnen per jaar is geen overdaad.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

overdaad

v. (wat de grenzen van het betamelijke te buiten gaat: verkwisting, onmatigheid): in overdaad leven; zegsw. overdaad schaadt, onmatigheid is nadelig.

2024-04-29
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Overdaad

→ Weelde.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

overdaad

('o:vər) v. 1. Algm. meer dan genoegzame hoeveelheid: doet geen kwaad. 2. Inz. a. verkwisting, weelde : in leven; schaadt, b. onmatigheid : wacht u voor in eten en drinken,

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

overdaad

v./m., wat de grenzen van het betamelijk geachte te buiten gaat verkwisting onmatigheid: overdaad schaadt.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)