Wat is de betekenis van outcast?

2024-04-26
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

outcast

(zelfstandig naamwoord) [alg.] uitgestotene, verschoppeling, buitenstaander, paria - Toen hij voor zijn geaardheid uitkwam, behandelde zijn familie hem als een paria.

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

outcast

outcast - zelfstandig naamwoord uitspraak: out-cast 1. iemand die buiten de maatschappij staat ♢ deze vluchtelingen zijn de outcasts van onze stad Zelfstandig naamwoord: out-cast de outcast ...

2024-04-26
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Outcast

[Eng., van out = uit, en to cast = werpen] uit de gemeenschap gestotene, verworpeling, paria.

2024-04-26
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Outcast

uitgestotene; paria

2024-04-26
Yiddish Slang

Fred Kogos (1966)

Outcast

Oysvurf.

2024-04-26
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Outcast

uitgestoten persoon; verschoppeling

2024-04-26
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

outcast

I. verworpeling, verstoteling, verschoppeling, balling; II. verworpen, uitgeworpen; diep gezonken.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Outcast

(Eng.), m. (-s), uitgestotene, verworpeling, paria.

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

outcast

(aut kaast) (Eng.) m. uitgestotene, verworpeling, paria.