Wat is de betekenis van Oudgast?

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Oudgast

m. (-en), 1. iem. die lange tijd in Indië vertoefd heeft, in tegenst. met baar; 2. een conservatief in Indische aangelegenheden; — tegenstander van het nieuwe in ’t alg.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

oudgast

m. -en (iedereen, die lange tijd in Ned. O.-l. was); vero. verg. baar.

2024-04-28
Woordenboek voor praktische kennis

Dr. L.M. Metz (1937)

Oudgast

Iemand, die na een lang verblijf in Indië, in het vaderland is teruggekeerd.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

oudgast

(out'chast) m. (-en) 1. hij die lange tijd in O.I. heeft vertoefd. Tgst. baar. 2. Uitbr. a. konservatief in Indische aangelegenheden. b. tegenstander van ’t nieuwe.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Oudgast

Oudgast m. (-en), iem. die langen tijd in O. Indië vertoefd heeft, in tegenst. met baar; een conservatief in Indische aangelegenheden; tegenstander van het nieuwe in ’t algemeen.