Wat is de betekenis van opstopper?

(19e eeuw) (inf.) klap; stoot; stomp; vuistslag. • anwaisel, abbabbel, labbabbel, kebabbel, batjekauel, wai, drai, draier, fleer, koantje, mep oabeldoedas, peuter, poatoater, opneuker, katjewou, nagenoeg alle met de beteekenis van: klap, opstopper, opdonder, vuistslag, enz.; men geeft een abbabbel, drai, draier an de ooren; ”n wai, &rdqu...

opstopper - zelfstandig naamwoord uitspraak: op-stop-per 1. harde stomp ♢ ik kreeg een opstopper van die vechtersbaas Zelfstandig naamwoord: op-stop-per de opstopper de opstoppers...

iem. wat diere opstop; vuisslag.

s., optuter, reis, dúst, homp, pomp, lawibus, knoffel, opkiper, oppeuter.

m. (-s), (fig., gemeenz.) stoot, duw, stomp, oorveeg, klap : iem. een opstopper geven.

m. opstoppers (stomp, vuistslag).

m. (-s) 1. hij die opstopt. 2. Gemz. oorveeg, slag, duw, stoot: iemand een flinke geven.

m. (-s), (fig., gemeenz) stoot, duw, stomp, oorveeg, klap: iemand een opstopper geven.

...