Opschepper
m. (-s), 1. die opschept: de opscheppers in de centrale keukens; 2. lawaaimaker; iem. die zich rijker, knapper voordoet dan hij is : hij is zo’n opschepper; 3. scheplepel; pollepel.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), 1. die opschept: de opscheppers in de centrale keukens; 2. lawaaimaker; iem. die zich rijker, knapper voordoet dan hij is : hij is zo’n opschepper; 3. scheplepel; pollepel.
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
Het begrip opschepper heeft 2 verschillende betekenissen: 1) iemand die het eten opschept. iemand die het (avond)eten over de borden verdeelt; iemand die het eten opdient; iemand die het eten opschept. 2) iemand die over iets opschept. iemand die zich beter of stoerder voordoet dan hij is; iemand die hoog opgeeft van zichzelf; iemand...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Muiswerk Educatief (2017)
opschepper - zelfstandig naamwoord uitspraak: op-schep-per 1. wie steeds goede dingen over zichzelf zegt ♢ die opschepper denkt dat hij alles kan Zelfstandig naamwoord: op-schep-per de opschepper ...
Fa. A.J. Osinga (1952)
s., opskepper, -snijer, -hakker swetser, swetshals, swéslaender, -slagger, poffer en blazer, sprekker.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m. (-s), 1. iemand die (voedsel) opschept; 2. lawaaimaker; m.n. iemand die zich rijker, knapper voordoet dan hij is: hij is zo’n opschepper.
J.H. van Dale (1898)
Opschepper m. (-s), die opschept; iem. die den boel opschept, lawaaimaker; — iem. die zich rijker, knapper voordoet dan hij is : hij is zoo’n opschepper; — scheplepel; pollepel. OPSCHEPSTER, v. (-s).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: