Oploopen
Oploopen - van geldsommen: toenemen, grooter worden, door het voortdurend er bij voegen van nieuwe bedragen, het vermeerderen met de rente enz. Van eene rekening, onkosten enz.: een groot bedrag gaan vormen.
J. Hagers (1910)
Oploopen - van geldsommen: toenemen, grooter worden, door het voortdurend er bij voegen van nieuwe bedragen, het vermeerderen met de rente enz. Van eene rekening, onkosten enz.: een groot bedrag gaan vormen.
J.H. van Dale (1898)
Oploopen (liep op, is en heeft opgeloopen), naar boven, naar de hoogte loopen ; eene trap oploopen; tegen den dijk oploopen; deze straat loopt op; die lijn moet een weinig oploopen; — een vlieger oploopen, al loopende doen stijgen; — eene rivier oploopen, opwaarts bevaren, tegen stroom in; —rijzen, zwellen, dik worden : het wate...
Jacob van Lennep (1865)
b.w. - Inhalen. Wy liepen dat schip hand over hand Op. (Wy naderden dat schip, als of het aan een lijn vast zat, welke wy hand over hand inpalmden). Land oploopen (het land naderen).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: