Wat is de betekenis van Oplettendheid?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Oplettendheid

v., 1. aandacht, opmerkzaamheid: de president hoorde hem met de meeste oplettendheid aan; 2. (...heden) blijk of daad van opmerkzaamheid, voorkomendheid : hij bewees haar veel oplettendheden.

2025-07-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Oplettendheid

s., digerens, opmerksumens, omtinken (it).

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

oplettendheid

v., in bet. 2 oplettendheden (1 aandacht, het oplettend zijn; 2 kleine beleefdheid, attentie): 1. een proef met oplettendheid volgen; 2. iem. allerlei oplettendheden bewijzen.

2025-07-16
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Oplettendheid

→ Aandacht(svorming); Belangstellingsvorming; Opmerkzaamheid.

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

oplettendheid

('lettəntheit) v. (...heden) Eig. 1. het oplettend zijn: dat vereist een bestendige -. Syn. ➝ aandacht. 2. Metn. daad, blijk van beleefdheid, voorkomendheid: kleine ...heden hebben, bewijzen.

2025-07-16
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Oplettendheid

zie Aandacht.

2025-07-16
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-16
Woordenboek Nederlands - Marokkaans Arabisch

Jan Hoogland, Roel Otten | AUP Amsterdam Univerisity Press