Wat is de betekenis van Opgetogen?

2025-06-18
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-06-18
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-06-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Opgetogen

bn. (-er, -st), verrukt, in vervoering zijnde, buiten zichzelf van vreugde, bewondering of blijdschap: de kinderen waren opgetogen; de opgetogen toehoorders: opgetogen van vreugde, van blijdschap; zij was opgetogen over het mooie dat ze langs de weg zag.

2025-06-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

opgetogen

opgetogen - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: op-ge-to-gen 1. verrukt en positief ♢ Saskia was opgetogen over het plan Bijvoeglijk naamwoord: op-ge-to-gen Synoniemen lyrisch

2025-06-18
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Opgetogen

Er bestond vroeger een werkwoord tien dat: trekken betekende en dat voortleeft in: tijgen, aantijgen en het sterk verouderde optijgen dat natuurlijk: optrekken, omhooghijsen betekende. Men zei vroeger: een uurwerk, een zeil, een brug optijgen. Van dit werkwoord is opgetogen het voltooide deelwoord en geheel in overeenstemming met de betekenis van h...

2025-06-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Opgetogen

adj., optein, ut ’e skroeven, út ’e ein, oeral; ergzijn, alhiel geande, geanich, hoera wêze; hij is —, it hert tilt him op; men zalzijn, it sil der by stean; — zijn over, wakker op 't snjit wêze mei, opsnjit hawwe mei, ta.

2025-06-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

opgetogen

bn. (volt. deelw. v. optiegen, optrekken: verrukt): opgetogen v. vreugde.

2025-06-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

opgetogen

('op) bn. en bw. (-er, -st) in grote blijdschap, verrukt: over het natuurschoon.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-06-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

opgetogen

bn. (-er, -st), verrukt.