Openvallen
(viel open, is en heeft opengevallen), 1. (onoverg.) al vallende zich openen: doe het portierraampje goed dicht, anders valt het straks open; 2. (fig.) onbezet, vacant raken: een openvallende betrekking; 3. (overg.) door vallen een gat maken in of verwonden: die jongen heeft zijn knie opengevallen.