opdondersteenstralen
(1932) (inf.) ophoepelen. Vooral imperatief. Versterking van opdonderen*. Vgl. ook: opdonderstenen*. • Daarom kon hij er zo menigmaal niet vinden wat of hij zeggen wou. Hoe zeg je nou ‘opgedondersteenstraald’ in 't Meerloos? (Herman de Man: Maria en haar timmerman. 1932)