Opdoffen
(dofte op, heeft opgedoft), 1. bolrond doen uitstaan: opgedofte mouwen; 2. (gew.) iem. opdoffen, hem opknappen, een koopje leveren; 3. oppoetsen, opwrijven: zijn leerwerk mooi opdoffen; — zich opdoffen, zich mooi maken, zich mooi aankleden.