Wat is de betekenis van Onzelfzuchtig?

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onzelfzuchtig

bn. bw. (-er, -st), niet steeds eigen voordeel beogend: onzelfzuchtige vriendschap; onzelfzuchtig handelen, oordelen.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onzelfzuchtig

bn., bw. (geen eigen voordeel beogend): onzelfzuchtige vriendschap.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onzelfzuchtig

(onzelf'suchtəch) bn. en bw. {-er, -st) niet zichzelf zoekend : -e liefde.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onzelfzuchtig

bn. en bw. (-er, -st), niet steeds eigen voordeel beogend: onzelfzuchtig handelen, oordelen.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Gerelateerde zoekopdrachten