Wat is de betekenis van Onzedig?

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onzedig

bn. bw. (-er, -st), 1. niet ingetogen: dat gedecolleteerde kostuum van die dame is vrij onzedig; 2. niet eerbaar, tegen de goede zeden: onzedig waren die figuurtjes in paradijskostuum niet.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onzedig

bn., bw. (niet ingetogen, niet eerbaar; tegen de goede zeden): dat is onzedige taal, onzedige praat; onzedige woorden, onzedige afbeeldingen; zich onzedig kleden.

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onzedig

bn. en bw. (-er, -st) niet ingetogen : praalvertoon; zich kleden.

2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onzedig

bn. en bw. (-er, -st), 1. niet ingetogen; 2. niet eerbaar, tegen de goede zeden.

2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onzedig

bn. bw. (-er, -st), niet ingetogen : dat gedecolleteerde kostuum van die dame is vrij onzedig; — (w. g.) oneerbaar : onzedig waren die figuurtjes in paradijskostuum niet. ONZEDIGHEID, v. oneerbaarheid, gemeenheid.