Wat is de betekenis van onwezenlijk?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

onwezenlijk

(1982) (inf.) (vooral in de ontkennende vorm: niet zo -) gek, raar. Betekent eigenlijk: irreëel. • Op zo'n uniek aanbod reageer je niet zo onwezenlijk. (Elseviers magazine. 1982)

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onwezenlijk

onwezenlijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-we-zen-lijk 1. net of het niet echt is, als in een droom ♢ Jacky voelde zich onwezenlijk op haar trouwdag Bijvoeglijk naamwoord: on-we-zen-lijk ... is onwezenlijker d...

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onwezenlijk

bn., in werkelijkheid niet bestaande : hij is de grootste vijand van al wat onwezenlijk en onwaar | is; — onwerkelijk.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onwezenlijk

bn. (niet werkelijk bestaande): deugd is een onwezenlijk goed.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onwezenlijk

(on'we:zənlək) bn. in werkelijkheid niet bestaand: het wezenlijke en het -e in het leven kunnen onderscheiden.

2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onwezenlijk

bn., in werkelijkheid niet bestaand; onwerkelijk.

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onwezenlijk

bn. in werkelijkheid niet bestaande : hij is de grootste vijand van al wat onwezenlijk en onwaar is. ONWEZENLIJKHEID, v.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)