Wat is de betekenis van onwetendheid?

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onwetendheid

onwetendheid - zelfstandig naamwoord uitspraak: on-we-tend-heid 1. het niet op de hoogte zijn van iets ♢ in zijn onwetendheid heeft hij het zo gedaan 1. onwetendheid voorwenden [doen alsof je er ni...

2024-04-29
Lexicon van de Yoga

Helen Knopper (1976)

ONWETENDHEID

Zie: Avidya.

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onwetendheid

s., ûnkunde.

2024-04-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onwetendheid

v., 1. onbekendheid met iem. of iets: hij heeft dat in zijn onwetendheid gedaan; uit, door onwetendheid; 2. onkunde.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onwetendheid

v. (onkunde): zijn onwetendheid bleek telkens; hij heeft dat in zijn onwetendheid gedaan, onnozelheid; uit onwetendheid; door onwetendheid, tengevolge van onbekendheid met iets.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onwetendheid

v. het onwetend zijn: door, uit -.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)