Wat is de betekenis van Onvolledig?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onvolledig

onvolledig - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet compleet, niet alles bevattend Hij had een onvolledig exemplaar van de encyclopedie in huis. Woordherkomst afgeleid van volledig met het voorvoegsel on- Antoniemen volledig

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onvolledig

onvolledig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-vol-le-dig 1. waar iets aan ontbreekt ♢ deze serie boeken is onvolledig Bijvoeglijk naamwoord: on-vol-le-dig de/het onvolledige ... iets...

2024-04-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onvolledig

bn. bw. (-er, -st), niet volledig: ziedaar een hoogst onvolledig en oppervlakkig bericht; — (dierk.) onvolledige gedaanteverwisseling, onvolkomen gedaanteverwisseling ; — (spraakk.) een onvolledige zin, waaruit enig noodzakelijk bestanddeel is weggelaten, elliptisch.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onvolledig

bn., bw. (gebrekkig, onvolkomen): een onvolledig bericht; e. onvolledige volzin, elliptisch; hij verklaarde dat verschijnsel onvolledig.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onvolledig

(onvol'le:'dəch) jpn. en bw. (-er, -st) niet volledig: eeneksemplaar van een boek; een zin waaruit een noodzakelijk bestanddeel is weggelaten heet - of elliptisch; iets verklaren.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onvolledig

bn. en bw. (-er, -st), onvolkomen, gebrekkig: dit boek is zeer onvolledig, er ontbreekt aan de inhoud veel dat men erin verwachten kon; een onvolledige dienstbetrekking, die niet regelmatig een volle dagtaak oplevert, part-timebaan; (spraakk.) een onvolledige zin, waaruit een noodzakelijk bestanddeel is weggelaten, elliptisch.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onvolledig

bn. bw. (-er. -st), niet volledig: ziedaar een hoogst onvolledig en oppervlakkig bericht; (nat. hist.) onvolledige gedaanteverwisseling, onvolkomen; — (spr.) een onvolledige zin, waaruit eenig noodzakelijk bestanddeel is weggelaten, elliptisch. ONVOLLEDIGHEID, v.