Wat is de betekenis van onvolkomenheid?

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onvolkomenheid

onvolkomenheid - zelfstandig naamwoord uitspraak: on-vol-ko-men-heid 1. wat niet volmaakt is ♢ we hebben allemaal onze onvolkomenheden Zelfstandig naamwoord: on-vol-ko-men-heid de onvolkomenheid ...

2024-04-29
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

onvolkomenheid

onvolkomenheid - Onregelmatigheden in het oppervlak of de structuur van iets, waardoor het object wordt verzwakt of mislukt, of waardoor het uiterlijk ervan wordt bedorven.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onvolkomenheid

v., 1. onvolledigheid: de onvolkomenheid van alle menselijke kundigheden; 2. onvolmaaktheid : de menselijke onvolkomenheid; 3. (...heden), opzicht waarin iets onvolkomen is ; — zedelijk gebrek : onze onvolkomenheden.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onvolkomenheid

v., 1. onvolledigheid: de onvolkomenheid van alk menselijke kundigheden; 2. onvolmaaktheid: de menselijke onvolkomenheid; 3. (-heden), zedelijk gebrek: onze onvolkomenheden.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onvolkomenheid

v. onvolledigheid: de onvolkomenheid van alle menschelijke kundigheden; onvolmaaktheid : de menschelijke onvolkomenheid; — (mv. ...heden), zedelijk gebrek: onze onvolkomenheden alleen zijn niet van U, o God.