Wat is de betekenis van onverstoorbaar?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onverstoorbaar

onverstoorbaar - Bijvoeglijk naamwoord 1. zonder de aandacht te verliezen, moeilijk van zijn stuk te brengen Hij heeft een vrij onverstoorbare manier van doen. onverstoorbaar - Bijwoord 1. op onverstoorbare wijze Hij zat onverstoorbaar te...

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onverstoorbaar

onverstoorbaar - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-ver-stoor-baar 1. zonder zich af te laten leiden, niet gauw van streek ♢ onverstoorbaar gaat hij altijd zijn gang Bijvoeglijk naamwoord: on-ver-stoor-baar ... is o...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onverstoorbaar

adj. & adv., ûnforsteurber; — blijven, hyt noch kâld wurde, (altyd) deselde bliuwe, oars noch oars wurde, der lykmoedich ûnder bliuwe.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onverstoorbaar

bn. bw., niet door een of ander afgebroken kunnende worden: onverstoorbare rust; met onverstoorbare kalmte; — (van pers.) door niets uit zijn evenwicht te brengen; — bw.: hij rookte onverstoorbaar door ; een onverstoorbaar goed humeur.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onverstoorbaar

bn., bw. (niet te storen): een onverstoorbaar geluk; met onverstoorbare kalmte; met onverstoorbaar zelfbehagen; hij rookte onverstoorbaar door.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onverstoorbaar

(onvər'sto:rba:r) bn. (...bare) en bw. niet te storen, onverstoord : een ...bare rust; hij rookte door.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onverstoorbaar

bn. en bw., niet uit zijn evenwicht te brengen.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onverstoorbaar

bn. bw. niet verstoord, niet door iets onaangenaams kunnende afgebroken worden: onverstoorbare rust; met onverstoorbare kalmte; — bw. hij rookte onverstoorbaar door; een onverstoorbaar goed humeur. ONVERSTOORBAARHEID, v. .