Wat is de betekenis van Onverbogen?

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onverbogen

bn., 1. niet kromgebogen, recht; 2. (spraakk.) niet verbogen: in ’t Nederlands blijven de stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden op -e n onverbogen.

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onverbogen

('bo;gən) bn. en bw. 1. niet kromgebogen, recht: staven. 2. Taalk. niet verbogen : de bijvoeglijke naamwoorden op -en blijven -.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onverbogen

bn. niet kromgebogen, recht;inz. in de spraakk.: niet verbogen : in 't Nederlandsch blijven de stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden op -en onverbogen.

Gerelateerde zoekopdrachten