Wat is de betekenis van onstuimig?

2024-11-04
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-11-04
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

onstuimig

Onstuimig wordt gebruikt om een toestand, gedrag of situatie te beschrijven die wild, stormachtig of tumultueus is. Het kan slaan op fysieke omstandigheden zoals een "onstuimige" zee of een heftige storm, maar ook op iemands temperament of gedrag dat gepassioneerd, opgewonden of tumultueus is.

2024-11-04
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onstuimig

onstuimig - Bijvoeglijk naamwoord 1. moeilijk in toom te houden Zijn onstuimig gedrag in de klas leidde tot veel nablijven. Woordherkomst Naamwoord van handeling van stamelen met het voorvoegsel on- en met het achtervoegsel -ig Synoniemen wild, woest, heftig, hevig, levend...

2024-11-04
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onstuimig

onstuimig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-stui-mig 1. wild, moeilijk te bedwingen ♢ die zoon van Fleur is een onstuimig kind: dol op vliegen en rennen 1. onstuimige golven [woeste, hoge golve...

2024-11-04
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

onstuimig

stormagtig; ru; woes, hartstogtelik; geweldig.

2024-11-04
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onstuimig

adj. & adv., ûnstumich, forheftich, balstjurrich, gysten, kerbûstich swift; (van het weer), ûnlijich, boas bjuster, rûzich, ûnwarich, kerbûstich.

2024-11-04
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-11-04
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onstuimig

bn. bw. (-er, -st), 1. woest, in heftige beweging verkerende: de onstuimige zee; de onstuimige golven. 2. wild, buiig, stormig: onstuimig weer; een onstuimige wind. 3. (fig.) heftig, hartstochtelijk: de liefde, zegt men, is onstuimig, onrustig, driftig, ongelijk aan zichzelf; — bw.: zijn hart jaagt onstuimig. 4. dr...

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-11-04
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onstuimig

bn., bw. (zich woest bewegende; van weer: buiig, stormig; heftig, hartstochtelijk, geweldig): de onstuimige golven; onstuimige liefde, onstuimige vreugde; een onstuimig ros, wild; aanvallen met onstuimige kracht; zijn hart jaagt onstuimig.